Korenveld met kraaien is één van de beroemdste schilderijen van Van Gogh. Vaak wordt beweerd dat dit het allerlaatste werk van de kunstenaar zou zijn. De dreigende lucht met kraaien en het doodlopende pad zouden vooruit wijzen naar zijn naderende levenseinde. Dit is echter een hardnekkige mythe. Na dit schilderij maakte hij nog verschillende andere werken. Met zijn korenvelden onder woeste luchten wilde Van Gogh weliswaar ‘triestheid, extreme eenzaamheid’ uitdrukken, maar tegelijkertijd wilde hij ook laten zien ‘hoe gezond en hartversterkend ik het platteland vind.' Van Gogh gebruikte voor dit schilderij sterke kleurencombinaties. De blauwe lucht contrasteert met het geeloranje koren, terwijl het rood van het pad wordt versterkt door groene banen gras.
De schilder Kees van Dongen trouwde in 1901 met schilderes Guus Preitinger. Tien jaar later maakte hij dit bijna levensgrote schilderij van haar. Uitdagend kijkt ze tussen haar wimpers door, terwijl ze haar hand nonchalant op haar heup laat rusten. Hoewel Van Dongen hier zijn vrouw weergaf, speelt de felblauwe jurk de hoofdrol. Door het contrast met de lichte huid en de rode achtergrond knalt het gewaad van het doek af. De schaduwen op Guus’ armen en hals schilderde Van Dongen in helder groen. Het werken met grote kleurvlakken in gewaagde contrasten is typerend voor het werk van Van Dongen. Hij werd direct geïnspireerd door het felle kleurgebruik en de expressieve penseelstreek van Van Gogh.
De knoestige stam en takken van dit kleine perenboompje steken af tegen de lichte ondergrond. Van Gogh was verrukt van de bloeiende fruitbomen in de Provence. Hij maakte dan ook een hele reeks schilderijen van de bomen in bloesem. Van Gogh had een enorme bewondering voor de Japanse prentkunst en liet zich er door inspireren. De Japanse kunstenaars kozen vaak de lentebloesems als onderwerp. Maar Van Gogh nam niet alleen het onderwerp over. Ook de compositie van zijn schilderij oogt enigszins ‘Japans’, met het boompje op de voorgrond en het hoge gezichtspunt.
Van Gogh schilderde deze man in Antwerpen, waar hij van eind november 1885 tot eind februari 1886 woonde. Het is een mooie kop – dat vond van Gogh zelf ook: ‘Ik heb voor morgen afspraak met een prachtigen ouden man – z al hij komen???’, schreef hij aan Theo. Van Gogh had moeite om geschikte modellen te vinden. Ze waren bovendien duur. Maar deze man kwam inderdaad voor hem poseren. Van Gogh vond hem op de schrijver Victor Hugo lijken, met zijn volle baard. Met grove maar rake penseelstreken maakte hij een sprekend portret.
Waarschijnlijk tussen maart en juni 1886 geruild door de kunstenaar, Parijs met Vincent van Gogh, Parijs; door Vincent van Gogh ondergebracht bij zijn broer Theo van Gogh, Parijs; na zijn overlijden op 25 januari 1891 geërfd door zijn weduwe Jo van Gogh-Bonger en hun zoon Vincent Willem van Gogh, Parijs; tot haar overlijden op 2 september 1925 beheerd door Jo van Gogh-Bonger, Bussum/Amsterdam/Laren; 10 juli 1962 overgedragen door Vincent Willem van Gogh, Laren aan de Vincent van Gogh Stichting, Amsterdam; 21 juli 1962 overeenkomst Vincent van Gogh Stichting en de Staat der Nederlanden waarin zorg en beheer van de collectie en plaatsing daarvan in een te realiseren Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam aan de Staat wordt toevertrouwd (als Antoine); vanaf de opening op 2 juni 1973 in permanent bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh, vanaf 1 juli 1994 Van Gogh Museum, Amsterdam.
Theo van Gogh, Parijs; na zijn overlijden op 25 januari 1891 geërfd door zijn weduwe Jo van Gogh-Bonger en hun zoon Vincent Willem van Gogh, Parijs; tot haar overlijden op 2 september 1925 beheerd door Jo van Gogh-Bonger, Bussum/Amsterdam/Laren 10 juli 1962 overgedragen door Vincent Willem van Gogh, Laren aan de Vincent van Gogh Stichting, Amsterdam; 21 juli 1962 overeenkomst Vincent van Gogh Stichting en de Staat der Nederlanden waarin zorg en beheer van de collectie en plaatsing daarvan in een te realiseren Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam aan de Staat wordt toevertrouwd; vanaf de opening op 2 juni 1973 in permanent bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh, vanaf 1 juli 1994 Van Gogh Museum, Amsterdam.
Waarschijnlijk tussen maart en juni 1886 geruild door de kunstenaar, Parijs met Vincent van Gogh, Parijs; door Vincent van Gogh ondergebracht bij zijn broer Theo van Gogh, Parijs; na zijn overlijden op 25 januari 1891 geërfd door zijn weduwe Jo van Gogh-Bonger en hun zoon Vincent Willem van Gogh, Parijs; tot haar overlijden op 2 september 1925 beheerd door Jo van Gogh-Bonger, Bussum/Amsterdam/Laren; 10 juli 1962 overgedragen door Vincent Willem van Gogh, Laren aan de Vincent van Gogh Stichting, Amsterdam; 21 juli 1962 overeenkomst Vincent van Gogh Stichting en de Staat der Nederlanden waarin zorg en beheer van de collectie en plaatsing daarvan in een te realiseren Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam aan de Staat wordt toevertrouwd; vanaf de opening op 2 juni 1973 in permanent bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh, vanaf 1 juli 1994 Van Gogh Museum, Amsterdam.
Mogelijk 24 januari 1883 gekocht door Theo van Gogh, Parijs voor FRF 200; na zijn overlijden op 25 januari 1891 geërfd door zijn weduwe Jo van Gogh-Bonger en hun zoon Vincent Willem van Gogh, Parijs; tot haar overlijden op 2 september 1925 beheerd door Jo van Gogh-Bonger, Bussum/Amsterdam/Laren; 11 maart 1952 geschonken door Vincent Willem van Gogh, Laren aan de (1e) Vincent van Gogh Stichting, Laren; 28 december 1960 overgedragen door de (1e) Vincent van Gogh Stichting aan de Theo van Gogh Stichting, Laren; 21 juli 1962 geschonken door de Theo van Gogh Stichting aan de (2e) Vincent van Gogh Stichting; 21 juli 1962 overeenkomst Vincent van Gogh Stichting en de Staat der Nederlanden waarin zorg en beheer van de collectie en plaatsing daarvan in een te realiseren Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam aan de Staat wordt toevertrouwd; vanaf de opening op 2 juni 1973 in permanent bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh, vanaf 1 juli 1994 Van Gogh Museum, Amsterdam.